zaterdag 12 juni 2010

Hij, spoorloos, maar nooit meer bang



HET WOORD VOOR LEEUW


Met mijn tochtende mond vol tijd,
waaigat, roep ik het dier en hij komt.
Hij komt over de deinende brug van mijn tong,
de boog van een arm die zich heft
boven water, dan wijkt en zinkt

tot spiegeling. Het woord voor leeuw
kromt en strekt zich, stijgt, krimpt.
Papier door vuur verteerd; geen woord
is groot genoeg voor zoveel
onbehouwen rood en goud.

Hij loopt niet, hij doodt afstanden.
Zijn schreeuw komt uit een buik van grond,
is instorten, dodelijk verschuiven.
Hij likt mijn tong stuk met zijn tong,
wrijft tegen de spijlen van mijn mond.

Esther Jansma


Uit: Esther Jansma Waaigat, Amsterdam, Arbeiderspers, 1993


*


POES EEFJE WEG


's Morgens heel vroeg liet ik hem uit
hij wandelde zijn gewone weggetje
door de tuin naar het hekje
ik heb hem nog nagekeken

Sindsdien is hij spoorloos
net of je kind vermist is
en toch verwacht je steeds
dat hij aan de achterdeur klauwt

Hij was gelukkig bij ons en wij met hem
de brokjes, het hart en de tuin
maakten zijn leven uit en ook
spinnend bij Judy op schoot

Misschien is hij wel dood



Kees Winkler


In: Literair Akkoord nr. 20, 1977


*


NACHTRUST


Avond. Twee tuinen verder woedt het voorjaar
en sluipen kapers door het donker.
Ergens vechten nagels om een vacht. Gekrijs
om kruimels liefde. Stukgebeten oren.
De krolse oorlog van een voorjaarsnacht.

Bijna vergeten hoe ik met dezelfde woede
door het donker joeg, hoe jij nog valser
dan een kat je nagels in drie harten sloeg.
Wat is het lang geleden en wat blijf je mooi.

Ik heb de dagen één voor één geteld
en met de beste woorden die ik heb:
ik hou van je. In jou vind ik een bed.

En het is lente en we delen hier
dezelfde nacht met alles wat dat zegt.


Menno Wigman


Uit: Menno Wigman Zwart als kaviaar, Amsterdam, Prometheus/Bert Bakker, 2001


*


POES, OVERREDEN


Zacht snorrend in zijn bloed,
suf van plezier om nooit meer
bang te hoeven zijn, met vel
dat rilde van genot, zo spoelde
tijd uit hem vandaan, verstilde
zijn beweging, in ogen zacht van
glans van ondergang.



Tom van Deel


Vier oefeningen in het verliezen (met dank aan Herman de Coninck):
- Voor J., die niet meer terugkwam

Geen opmerkingen: