zaterdag 24 januari 2009

Meneer 1 t/m 11


DE DAG


Meneer één legt zijn handen op tafel dan weer
op zijn schoot stamelt over een geweer dat hij
verborg toen verkocht het leger riep hem op hij
had geen wapen en dat was twee jaar cel.

Meneer twee komt met zijn vrouw hoogzwanger
en nog meer zwanger is de angst in haar ogen
ze verlieten hun dorp honger en werden gepakt.
Meneer drie heeft een agent geslagen wist hij niet.

Meneer vier liep zomaar de grens over waar zijn
kinderen zijn weet hij niet eigenlijk weet hij
niets. Vijf en zes hebben wel hun papieren.
Zeven weet ook alle data nog heel precies.

Meneer acht is 's nachts van zijn bed gelicht
en betaalde flink. Het verhaal van meneer negen
lijkt sprekend op meneer één weer dat geweer.
Tien en elf zijn uit hetzelfde dorp dat was de dag.

De meneer die mijn baas is legt de dossiers
heel precies op een stapel bergt zijn pennen
op. Dat was de dag het schiet niet op er was
dit keer alweer geen echte vluchteling bij.


Gedicht van - anonieme - Cambodjaanse vrouw die als tolk ­werkte bij de VN-vluchtelingenοrganisatie in een opvangkamp in Thailand.

In: Daan Bronkhorst (samenst.) Liefde kon maar beter naamloos zijn – 150 dichteressen voor Amnesty International, 2000, Breda, De Geus.

Geen opmerkingen: