donderdag 3 april 2008

Een geval van serendipiteit


Tegenover Arie


Ik dacht aan mijn geboortejaar
en toen zag ik een stuiver
liggen, op zondagmorgen, de brug
naar de stad, schuin tegenover
de kroeg die door de jongens Arie
werd genoemd - de kop van Wilhelmina
geslagen in 1947
bijna goed.

Dat is sterk dacht ik, en als
ik dat gedacht heb moet ik hem
hebben opgeraapt, en als ik
hem heb opgeraapt moet ik hem
hebben meegenomen, en als ik
hem heb meegenomen moet ik hem
kunnen vinden en als ik hem
niet kan vinden, heb ik
die stuiver dan wel zien
liggen, toen op die morgen
daar op die plek?

Gedenk de dingen die je
kwijtraakt door te zoeken.


KOOS VAN ZOMEREN


[uit: Koos van Zomeren Ik heet welkom. Amsterdam,
de Arbeiderspers, 2007]

Koos van Zomeren (1946) debuteerde in 1965 met gedichten:
De wielerkoers van Hank.
Ruim veertig jaar en vijftig boeken verder verscheen in 2007 zijn tweede poëziebundel.

Geen opmerkingen: